Geschiedenis van Zeep
Het eerste bewijs voor het gebruik van zeep is bijna vijfduizend jaar oud en stamt uit Babylon. Een cilinder van klei uit 2800 v.Chr. bleek een zeepachtige substantie te bevatten en ook werd een Babylonisch kleitablet van 2200 v.Chr. gevonden waar een samenstelling op staat beschreven die mogelijk een zeepachtige substantie op zou leveren als er lang genoeg wordt gekookt. Ook de oude Egyptenaren gebruikten regelmatig zeep, waarbij de oliën van zowel dierlijke als plantaardige afkomst waren. Romeinse plattelandsvrouwen zouden de reinigende werking van zeep bij toeval ontdekt hebben. De klei van de oevers van de rivier de Tiber bleek te helpen bij het schoonmaken van hun was, doordat het vermengd was met dierlijk vet en as. Dit zou afkomstig zijn van de tempel van de berg Sapo, een naam die in veel talen terugkomt in het woord voor zeep. Er bestaat echter geen berg Sapo en meestal wordt aangenomen dat dit een verzinsel is.
Romeinen en Grieken kenden van oorsprong de zeep namelijk helemaal niet; zij gebruikten oliën om hun huid te reinigen. Het laat-Latijnse woord sapo wordt voor het eerst door Plinius genoemd. Het is een Leenwordtuit het Germaans: *saipo-, getuige een zeer vroege Germaanse ontlening in het Fins: saippua. Oorspronkelijk was het de term voor de rode haarverf waarmee Germaanse krijgers een schrikwekkend uiterlijk poogden te verkrijgen. Uit het Germaanse woord ontstonden het Engelse soap, het Friese sjippe, het Duitse Seife en het Nederlandse zeep. Via het Latijn belandde het woord in het Italiaanse sapone, het Franse savon en Spaanse jabon.
Zeep werd tot de Tweede Wereldoorlog veel als schoonmaakmiddel gebruikt, maar gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw is zeep bijna geheel verdrongen door andere detergenten zoals natriumdodecylsulfaat (ook wel natriumlaurylsulfaat genoemd).
Ingrediënten
De omstandigheden in de omgeving van Marseille waren ideaal voor de productie van zeep. Alle benodigdheden konden in de nabijheid gevonden worden: olijfolie, zout en loog. Olijfbomen groeiden volop in de regio. Zout werd gewonnen in de zoutvlaktes van de Provence. Loog verkreeg men uit de as van zoutminnende planten die van nature voorkomen in het gebied.
In de loop van de jaren zijn de vaste ingrediënten gewijzigd. Soda kwam in de plaats van as. Naast olijfolie ging men ook gebruik maken van palm- en kokosolie. Deze toepassing vond plaats vanaf de tijd van de kolonisatie. De tropische grondstoffen werden aangevoerd in de havens van Marseille. Gelukkig worden de “1688” producten in deze tijd, nog steeds traditioneel gemaakt, op de ouderwetse manier.
Traditionele productie
Vaste Zeep wordt gevormd door olie met loog en water te mengen. In grote verwarmde ketels vindt de verzeping plaats. Daarna wordt de gevormde zeeppasta gewassen met water met opgelost zout. Hierdoor worden verontreinigingen en soda resten uit de zeeppasta gespoeld. Het geheel wordt gedurende een tiental dagen gekookt en gespoeld bij een temperatuur van 120 °C. Na het testen, proeven (!) en goedkeuren van de substantie door de maître-savonnier wordt de zeepmassa gegoten in bakken. Daar vindt het drogen in twee dagen plaats. De zeep wordt vervolgens in blokken, staven en kubussen gesneden. Deels wordt de zeep ook geschaafd om te gebruiken als grondstof voor andere producten.